Wet- en regelgeving openbare verlichting

De regels rond het gebruik van openbare verlichting in Nederland staan beschreven in wetten, en aanbevelingen. Ook staat beschreven wie welke verantwoordelijkheid heeft als het gaat om aanleg en onderhoud. Hieronder leggen we uit hoe onze nieuwe uitgangspunten voor openbare verlichting voldoen aan deze wetten en welke adviezen we hiervoor wel of niet overnemen.

We gaan voortaan zo om met openbare verlichting:

  • Maximaal 75% van de lichtsterkte op de weg aanhouden, in centrum- en uitgaansgebied hebben we wat meer licht aan.
  • Zo goed mogelijke verdeling van het licht op de weg, waarbij de afstand tussen de lantaarnpalen bepalend is.
  • Geen eis voor hoeveelheid licht op 1,5m hoogte aanhouden.
  • Voldoen aan de Wet Natuurbescherming.
  • Geen keurmerken voor de openbare verlichting aanhouden.
  • Achterpaden verlichten we niet.
  • Installatieverantwoordelijkheid ligt bij de aannemer.

Wetten rond openbare verlichting

Burgerlijk Wetboek

We zijn in Nederland niet verplicht om openbare verlichting te plaatsen. Wel moeten we de verlichting goed onderhouden en geldt het aansprakelijkheidsbeginsel: Als de openbare verlichting niet voldoet aan de eisen die de weggebruikers daaraan mogen stellen, kunnen zij de gemeente aansprakelijk stellen voor letsel en schade (boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 6.162 e.v. en artikel 6.174).  

Het aansprakelijkheidsbeginsel heeft alleen betrekking op de functie van verkeersveiligheid van de openbare verlichting. De sociale veiligheid en leefbaarheid blijven hierbij buiten beschouwing, als ze tenminste geen invloed hebben op de verkeersveiligheid.
Het gaat hierbij om risicoaansprakelijkheid. De weggebruiker hoeft niet de schuld van de wegbeheerder aan te tonen, maar de gevaarlijke toestand van de weg(uitrusting) en het gevaar dat daardoor ontstaat. De gemeente moet in voorkomende gevallen aantonen dat haar in redelijkheid niets te verwijten valt op het gebied van verlichtingskwaliteit en het onderhouden van de verlichtingsinstallatie.

Wet natuurbescherming

De Wet natuurbescherming beschermt leefgebieden van diverse dieren- en plantensoorten. Bij nieuwe activiteiten in of nabij een Natura 2000-gebied of bij veranderingen die een negatieve invloed op beschermde soorten kunnen hebben, is respectievelijk een vergunning of ontheffing vereist. Dit geldt ook voor openbare verlichting. Als verlichting aantoonbaar verstorend is voor bepaalde soorten, kan op basis van de wetgeving worden besloten dat de voorgenomen verlichting aangepast of verwijderd moet worden. Wij houden de Wet natuurbescherming aan.

Advies rond openbare verlichting

Richtlijn Openbare Verlichting

We hebben in Nederland een richtlijn. Nu is dat de Nen NPR13201/A1. Het is geen wet, maar een aanbeveling/richtlijn waar we van af mogen wijken. De richtlijn geeft advies over:

  • Hoeveelheid licht op straat (horizontale lichtsterkte). Dit is afhankelijk van de locatie, het soort weg en hoeveel verkeer er is. Wij houden maximaal 75% van deze lichtsterkte aan waarbij we in centrum- en uitgaansgebieden vaak wat meer licht hebben.
  • Hoeveelheid licht op 1,5 m hoogte. Op deze hoogte is er ook bijvoorbeeld licht vanuit etalages, koplampen van auto’s, licht vanuit woningen. Daarom is deze waarde lastig te meten. Ook is de opgegeven waarde in de richtlijn erg hoog. We houden deze daarom niet aan. Er zouden dan veel meer lantaarnpalen bij moeten komen. Dat is voor ons en de omliggende gemeenten niet wenselijk.
  • Verdeling van het licht op de weg. Op sommige locaties is deze belangrijk voor de sociale veiligheid, zoals in centrumgebieden of in woongebieden. Of voor de verkeersveiligheid op doorgaande wegen. Hoe beter de verdeling is, hoe minder zwarte vlekken er op de weg zijn en hoe beter we naar een lager lichtniveau toe kunnen. Ook kan zo het effect van licht-donker-licht voorkomen worden (zon tussen de bomen door).
    Bij vervanging van bestaande verlichting is het streven om de verdeling van het licht zo goed mogelijk te krijgen op die locaties waar dit wenselijk is. Uitgangspunt hierbij is de bestaande mastafstand. In principe worden de masten niet verschoven. Per situatie kijken we wat de best haalbare situatie is.

Keurmerken

We hebben te maken met twee keurmerken: het Politie Keurmerk Veilig Wonen en het Keurmerk Veilig Ondernemen.

Politie Keurmerk Veilig Wonen

Het Politie Keurmerk Veilig Wonen (PKVW) is geen verplicht keurmerk en bestaat uit certificaten (Veilige Omgeving en Veilige Woning). Projectontwikkelaars gebruiken dit vaak. Binnen het keurmerk is een onderscheid tussen bestaande bouw en nieuwbouw en tussen een omgeving en woning.

Voor de openbare verlichting in de gemeente, is het certificaat ‘Veilige Omgeving’ van belang. Het PKVW heeft als eis:

  • Achterpaden verlichten.
  • Richtlijn voor de openbare verlichting volledig aanhouden.

Wij houden deze eis voor de openbare verlichting niet aan. Veel achterpaden zijn van de woningbouwvereniging en niet van de gemeente. Wij verlichten onze achterpaden al jaren niet. Ook hanteren wij de richtlijn niet volledig (zoals hierboven al beschreven staat).

Projectontwikkelaars gebruiken het keurmerk vaak als een verkoopargument vanwege het gevoel van veiligheid en de korting die het op de verzekeringspremies geeft. Het gaat dan om het certificaat ‘Veilige Woning’. Het certificaat gaat om de woning zelf, het hang- en sluitwerk en de buitenverlichting aan de woning. Projectontwikkelaars kunnen op de nieuwbouwprojecten wel een PKVW Veilige Woning afgeven, maar zonder het certificaat Veilige Omgeving. De inwoners hebben dan toch recht op korting op hun verzekeringspremies.

Keurmerk Veilig Ondernemen

Het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) is een keurmerk voor bedrijventerreinen, buitengebieden en winkelgebieden. Er worden door ondernemers, verenigingen, politie, brandweer en de gemeente onderlinge afspraken gemaakt over diverse zaken. Deze afspraken gaan ook vaak over de openbare verlichting. Wij hebben nu nog geen KVO. Wel zijn we bezig om een Keurmerk Veilig Buitengebied te ontwikkelen. Mocht deze of een ander keurmerk er komen, dan is het beleidsplan ‘Bewust omgaan met licht ‘ - 'Beleidsplan over al het licht in de openbare ruimte, gemeente Barneveld 2020-2026’ leidend voor wat betreft de hoeveelheid verlichting.

Installatieverantwoordelijkheid

De openbare verlichting is onder de grond aangesloten op het netwerk van netbeheerder Liander. Boven de grond moet elke gemeente een installatieverantwoordelijke en diverse andere personen aanwijzen. Zo kan ze volgens de NEN 3140 ‘Bedrijfsvoering van elektrische installaties- Laagspanning’ zorgen voor de veiligheid bij het werken aan elektrische objecten in het laagspanningsgebied. Voor het ondergrondse netwerk is de netbeheerder Liander verantwoordelijk. Wij hebben voor de openbare verlichting de operationele installatieverantwoordelijkheid bij de aannemer neergelegd.