Toespraak burgemeester op 4 mei 2023

‘Leven met oorlog? De hoop op het betere vasthouden’

Thuis, met mijn vrouw en 4 dochters, zitten we aan de keukentafel. De tafel is gedekt. We denken er niet echt over na als we onze boterham beleggen. Met hagelslag of kaas. Nee, geen schuifkaas. Echte plakjes kaas. Hoe vanzelfsprekend vandaag. Hoe anders was dit in de winter van 1944.

Vlak voor het einde van de Tweede Wereldoorlog brak in ons land de hongerwinter uit. Er was een grote schaarste aan voedsel en brandstof. De voedselrantsoenen bestonden uit een kwart van de voedingswaarde die een mens per dag nodig heeft. Bovendien was de winter toen erg koud én omdat er nauwelijks brandstof was, kwam het tekort aan voeding bij mensen extra hard aan.

Het beetje voedsel in de steden werd verdeeld vanuit gaarkeukens. Mensen stonden uren in de rij voor een beetje soep of een paar boterhammen. De kerken probeerden extra voedsel te verdelen, maar dat was lang niet voldoende. Winkels gingen suikerbieten en tulpenbollen verkopen ter vervanging van aardappels. 

Verschillende bronnen uit die tijd hadden het over de ‘boterham met schuifkaas’. Als men brood had en weinig kaas, legde men het plakje kaas op de boterham. Bij iedere hap schoof het kleine beetje kaas iets verder naar achter. Men rook de kaas wel, maar at er niet van. Als de boterham op was, viel het stukje kaas uiteindelijk van het laatste restje boterham en kon een ander gezinslid een broodje schuifkaas eten.

Kinderen uit de steden evacueerden naar het platteland in de hoop dat daar voedsel was. Mijn overgrootouders hadden op dat moment, net als wij nu, vier dochters. Het gezin groeide in een andere tijd op. In oorlogstijd. Voor hen was er geen zorgeloos ontbijt aan de keukentafel.

Vanwege die hongerwinter evacueerden mijn oma en haar tweelingzus op zesjarige leeftijd van Pernis naar Groningen. Een hele tocht. Het moeten achterlaten van alles, het leven in onzekere tijden en de hongerwinter lieten hun sporen na.

Behalve het evacueren van kinderen, trokken veel mensen er op uit om op het platteland voedsel te kopen met hun trouwring of tafelzilver. Geld en voedselbonnen hadden nauwelijks waarde meer. Zo kwam er een man uit Rotterdam op een fiets zonder banden naar Barneveld voor eten. En hij was niet de enige. Op doorgaande wegen, zoals de Rijksweg in Voorthuizen, kwamen velen, soms wel honderden per dag, langs voor het halen van voedsel. Als de avond bijna inviel vroeg men geregeld om te blijven overnachten. Het liefst in het hooi boven de koeien, want daar was het warm. Deze tochten waren niet zonder risico. De terugweg, vooral door de kou, was het zwaarst. Duitse patrouilles namen voedsel in beslag of men werd onderweg bestolen.

De hongerwinter duurde van oktober 1944 tot april 1945. Met de bevrijding in zicht vielen er alsnog duizenden slachtoffers. Voor hen die het doorstonden, werkte de oorlog lang door. Militairen, vluchtelingen, verzetsstrijders. hulpverleners, allen die ooit een oorlog van dichtbij meemaakten, zullen dit herkennen. Oorlog laat je niet meer los.

Zo was het ook bij mijn oma. Gedurende haar leven was ze liever thuis dan op reis. Thuis was het fijn. Reizen bracht de herinnering aan de reis in de hongerwinter opnieuw tot leven. Tekende dit haar leven? Nee, dat niet. De ervaring in haar jonge jaren en de hulp die ze mocht ontvangen in die barre oorlogswinter motiveerden haar om iets voor anderen te betekenen. Niet op de voorgrond, maar wel dienstbaar aanwezig. Om het betere mogelijk te maken. 

Dit jaar staan we stil bij het thema: ‘Leven met oorlog’. Met elke dag die verstrijkt wordt de periode 1940-1945 een beetje meer geschiedenis. Maar oorlog is in onze tijd helaas geen geschiedenis. Oorlog verwoest. Het verscheurt, verschroeit en verplettert. Toen en nu.

Sinds een paar weken is er oorlog in Soedan. En ruim een jaar geleden brak de oorlog in Oekraïne uit. Op ons eigen continent. Bijna 400 mensen die zijn gevlucht uit Oekraïne wonen noodgedwongen in onze gemeente. 400 mensen die hun thuis, familie en vrienden hebben moeten achterlaten en onzeker zijn over hun toekomst. Dankbaar ben ik voor de gastvrijheid die onze gemeente toont voor deze "onbekende ander".

Oorlog werkt in vele levens en generaties door. Tegelijkertijd putten we hoop uit de verhalen van mensen. Bijzondere mensen die uit de puinhopen van oorlog en ondanks de gevolgen voor hun eigen leven, zich inzetten om ongelijkheid, onrecht en onverdraagzaamheid te bestrijden. Mensen die zich inzetten om vrede een beetje dichterbij te brengen.

Om, ondanks schrijnende wonden, te werken aan een samenleving waar ruimte is voor respect, hoop én liefde. Een samenleving waar we in vrijheid mogen leven en waar we omkijken naar elkaar.

En dat hebben we hard nodig. Onze vrijheid en democratie zijn geen rustig bezit. Het is geen vanzelfsprekendheid. Deze tijden vragen om mensen; u, jij en ik, die geïnspireerd door anderen, de zinsnede "Kan ik er wat aan doen?" een antwoord laten zijn en geen vraag. “Ik kan er wat aan doen!”

Tot slot, Annemiek en ik, als ouders, geven het verhaal over de tijden van oorlog en de ervaringen van oma door aan onze dochters. Verhalen van een eerdere generatie, tastbaar dichtbij, die indruk op ons maken. Het zijn deze en andere verhalen die ons vertellen hoe afschuwelijk oorlog is. Verhalen die de herinneringen levend houden en de reden zijn om te blijven herdenken. Het leert ons dat we de hoop op het betere, samen hebben vast te houden. En dat we samen de verantwoordelijkheid hebben te nemen voor onze vrijheid.